Jozua

Op 24 december 2011 overleed een goede vriendin van me. Op 30 december was haar begrafenis. De meest mooie, warme begrafenis die ik ooit heb meegemaakt. We ontvingen een bijzonder rouwkaartje. Voorop een schilderij afgebeeld met klaprozen, een schilderij dat ze blijkbaar zelf had geschilderd. Ik wist niet dat ze zo mooi kon schilderen. Aan de linker binnenkant van het kaartje vier foto’s van haar, genomen op verschillende tijdstippen in haar leven. We namen afscheid van haar in het Koetshuis van kasteel Keukenhof te Lisse. Er waren ruim driehonderd mensen aanwezig. Ik verwachtte al dat het erg druk zou worden, maar zoveel mensen, dat was toch een verassing. Helen was een heel bijzondere lieve vrouw. Ze wilde een kleurrijke begrafenis zoals haar leven was geweest. En kleurrijk werd het. Haar man en haar oudste twee kinderen hielden een toespraak en haar jongste dochter zong en speelde gitaar voor haar. Hier bleek hoe Helen haar kinderen had opgevoed. Opgevoed met heel veel liefde, warmte en zorgzaamheid. Ze was trots op haar kinderen en liet dit ook altijd duidelijk merken. Ze was in mijn ogen een geweldige moeder.
Op einde van de dag zou een aangeklede borrel plaatsvinden. Dit was echter geen aangeklede borrel – veel meer dan dat – het was een complete maaltijd. Precies zoals Helen het gedaan zou hebben, lekker gezellig bourgondisch samen zijn.

Helen ontmoette ik tijdens mijn vakantie in Marokko in 2006. Ze viel me direct op door haar warme, liefdevolle uitstraling. Zij was een bijzondere wijze en evenwichtige vrouw. Ze drong zichzelf niet aan anderen op. Ze voelde voor mij gelijk als heel vertrouwd, alsof we elkaar al jaren kenden. Ze vertelde me destijds dat ze zes jaar eerder borstkanker had gehad. Ze vertelde dat ze indertijd tegen de artsen had gezegd: ’Dat kan niet, ik kan niet dood, ik heb nog drie jonge kinderen, stop me maar vol met alles wat u heeft, want hoe ziek ik er ook van mag worden, ik moet beter worden!’. Gelukkig heeft zij daarna nog elf jaar geleefd. Net zoals zij zelf een voorgevoel had dat de kanker haar fataal zou worden, heb ik van begin af aan dat ik haar kende, hetzelfde voorgevoel gehad. Alleen een mens blijft altijd hopen tegen beter weten in. Soms lijken zaken gewoon voorbestemd en onafwendbaar te zijn. Ik ga nooit naar een kerk, maar ik geloof wel dat er meer is dan wat wij direct kunnen waarnemen. Ik geloof echter, in tegenstelling tot bepaalde religies, niet zo in de heiligheid van mensen. Natuurlijk zijn er heel bijzonder goede mensen geweest en die zullen er altijd zijn. Zij kunnen voor ons allen als voorbeeld dienen hoe we met elkaar om moeten gaan. Alleen we zijn allemaal mensen en deel van dezelfde schepping. Ook heb ik grote moeite met het idee dat alleen de ziel van de mens voorbestemd zou zijn naar de hemel te gaan. Voor mijn gevoel is al het leven gelijkwaardig, en als er een hemel is, gaat voor mijn gevoel al het leven dat afsterft daar naar terug. Ik respecteer mensen die hier anders over denken dan ik. Ik wil hiermee alleen aangeven waarom ik zelf niet in staat ben me te verbinden aan een bepaalde religie of kerk. Bovendien ben ik ook nog eens allergisch voor de sociale controle, die daarmee vaak gepaard gaat. Ik had het gevoel dat Helen daar op net zo’n eigen wijze over dacht als ik, zonder dat we het daar samen ooit uitvoerig over hebben gehad.

Dat er meer is dan dat wij normaal kunnen waarnemen, merkte ik tijdens de ramp in mei 2006 in de Marokkaanse woestijn, de vakantie waarin ik Helen met haar dochter Marije ontmoette. Ik had deze vakantie uitgekozen omdat het me leuk leek de woestijn eens in het echt te zien, te ervaren. Het oostelijk deel van Marokko is het mooiste deel van het land qua natuur. Ik had op een dag tijdens deze reis een sterk voorgevoel dat er iets in de lucht hing. Hoewel ik me erg verheugde op de kamelentocht en het slapen in een tent in de woestijn, kreeg ik in de loop van de betreffende dag steeds meer het gevoel dat er iets zou gebeuren, waardoor dit niet door zou gaan.

We reisden met een groep van zo’n vijfentwintig personen met de bus door Marokko. Op een zeker moment, toen we richting de woestijn reden, konden we niet verder rijden. Het had enorm geregend in het betreffende gebied en daardoor was er tijdelijk een rivier ontstaan over de weg. Het water moest eerst zakken, voordat we verder konden. Na een paar uur zakte het water, en konden we door. In dit gebied hadden ze geen sloten om het water af te voeren. Als het hard regende, kwam de weg geregeld onder water te staan. We zouden voordat we met jeeps de woestijn in gingen, eerst in een hoger gelegen hotel onze koffers achterlaten en ons omkleden. We zouden bagage voor een nacht meenemen. Ik nam zo mijn kleine rugzakje mee in plaats van mijn koffer. Voor deze gelegenheid, omdat ik verwachtte dat het heel warm was in de woestijn, had ik een mooie blauwe djellaba gekocht en een zwart sjaaltje. Zo zag ik eruit als een echte arabier. Toen we het hotel verlieten en de woestijn inreden, begon het ineens enorm hard te regenen. Het leek wel of we onder een waterval reden. Ook kwamen er hagelstenen van ruim drie centimeter diameter naar beneden. Ik begreep niet hoe de chauffeur nog iets kon zien. Ik zat voorin en zag bijna niks. Het was aardedonker om 7 uur ’s avonds. Het was een volslagen abnormale situatie. Uiteindelijk arriveerden we bij de Kasba, een hotel met restaurant. Eigenlijk stonden er twee gebouwen vlak naast elkaar. Het restaurant was gelegen in het laagst gelegen gebouw, de ruimte met het binnenplein en de slaapvertrekken eromheen in een hoger gelegen gebouw. We zouden eerst gezamenlijk gaan eten. Daarna zouden de meesten van ons per kameel de woestijn ingaan. Enkele ouderen van de groep zouden niet meegaan, maar blijven slapen in dit hotel in plaats van in tenten in de woestijn.

Toen we uit de jeeps stapten, stond het water meteen 30 centimeter hoog aan onze benen. Hierop waren we niet gekleed. We waren gelijk nat en vluchtten het restaurant in, waar het tot dat moment nog droog was. Het was een typisch Marokkaans gebouw met gele gestuckte muren en gekleurde kleine raampjes bovenin. Het was er vrij donker omdat het zo slecht weer was. Het onweerde en bliksemde.

Ook zagen we dat het gebouw hier en daar lekte. Tijdens de eerste gang van ons diner, de soep, zag ik dat het water door een stopcontact sijpelde. Dit was een slecht voorteken. Er kon ieder moment kortsluiting ontstaan. En dit gebeurde. Een van de kamelendrijvers, bleek later, was naar de wc gegaan, had het lichtknopje aangeraakt en was geëlektrocuteerd. Het licht viel hierdoor direct uit. Er werden kaarsen aangestoken. Ineens kwam een paar Marokkaanse mannen in paniek het restaurant binnen. We moesten het gebouw verlaten, het gebouw stond op instorten!

Op dat moment, terwijl iedereen in paniek was, gebeurde er iets vreemds met me. Ik voelde ineens enorm veel kosmische energie. Ik werd er heel rustig van. Een absurd bizar gevoel. Net zoals ik wel vaak intuïtief voorgevoelens had in mijn leven, maar nu veel sterker. Ik kreeg het gevoel door: als je rustig en kalm blijft en goed oplet, dan zullen jullie het allemaal overleven. Dit gevoel (of boodschap, het is maar hoe je het bekijkt) gaf me rust en vertrouwen. Ik probeerde mensen in mijn directe omgeving te kalmeren. We moesten het restaurant verlaten en naar het hoger gelegen hotel lopen. Inmiddels stond er meer dan een meter water buiten om het restaurant heen. We liepen hand in hand naar het hotel en kwamen daar compleet doorweekt aan. Het hotel was een Kasba, zoals ik al eerder beschreef, met een binnenplein. Langs het binnenplein lagen veranda’s. In overleg met de reisleider besloten we om de bedden direct uit de slaapkamers te halen en onder de veranda’s te plaatsen en dekens te halen zodat iedereen rustig kon gaan zitten en niet onderkoeld kon raken. Het bleef regenen en hagelen. Het gebouw kende twee toegangsdeuren, poorten. Het water bleef stijgen en op een zeker moment begon het ook het hotel in te stromen. Het hotelpersoneel pakte alle Perzische tapijten en legde ze voor de twee ingangen. Deze tapijten vormden als het ware dijken tegen het water. Maar het water bleef stijgen en borrelde zelfs nu vanuit het binnenplein omhoog. Ik vroeg me af wat we nog verder konden doen als het plein helemaal onder zou lopen en overlegde dit met de reisleider. De Kasba had vier torens. Ik ging toen samen met de reisleider een toren in om te kijken of we hiernaar toe zouden kunnen vluchten. Toen we weer naar beneden de trap afliepen, deden we een raampje open en zagen we dat het water buiten een meter hoger stond dan binnen. Ineens kreeg ik een voorgevoel dat het gebouw op instorten stond. Ik rende naar de deur naar het binnenplein, maar de mobiel van de reisleider ging af en hij nam rustig op. Ik maande hem aan om direct naar het plein te komen. Hij gaf een op en neer gaand gebaar met zijn hand van – rustig – rustig, maar toen hoorden we allebei krak-krak. Hij heeft toen gerend voor zijn leven. In een paar seconden stortte de hele toren in elkaar! Toen hij de deur door vloog naar het binnenplein, deed ik deze zo rustig mogelijk dicht, alsof er niks aan de hand was. Niemand mocht zien hoe erg het was – anders zou er paniek kunnen uitbreken met alle gevolgen van dien. We controleerden vervolgens of er nog mensen waren gaan liggen in de slaapkamers. Dit was inderdaad het geval. We hebben er toen voor gezorgd dat mensen zoveel mogelijk alleen in de buitenlucht of onder de veranda bleven. Uiteindelijk stortten er nog diverse delen van het gebouw in. Ik zat de laatste uren van de nacht samen met Helen en haar dochter Marije. Marije was pas negentien en was behoorlijk bang. Ik stelde haar gerust. Ik zei dat alles wel goed zou komen. We gingen achteraf gezien wel door het oog van de naald. We zaten zo dicht mogelijk bij elkaar om warm te blijven. Het was er echt steen – steenkoud. Om een uur of drie ’s nachts leek het gevaar geweken. Het hield op met regenen en hagelen en het water, dat inmiddels op het binnenplein ook een halve meter hoog stond, begon te zakken. Toen ik ’s morgens vanuit de poorten naar de omgeving keek, zag ik bijna alleen maar water met hier en daar een zandbank. Het leek wel de Waddenzee. Ook zag ik dat het restaurant waar we de avond daarvoor hadden gezeten, volledig was ingestort en grote delen van het hotel zelf ook. Het restaurant en het hotel lagen achteraf gezien in een dieper gelegen dal in de woestijn.

Nog altijd realiseer ik me dat voor mij en onze reisgids het overleven van deze ramp een verschil is geweest van enkele minuten en seconden. Het is een wonder dat we als reisgenoten het allemaal hebben overleefd. In totaal stierven er die nacht enkele kamelen en zeventien mensen in de directe omgeving. Vele huizen en gebouwen waren volledig verwoest.

Deze ramp zorgde ervoor dat Helen, Marije en ik een sterkere band kregen. We hadden gezamenlijk de ramp overleefd. Ik vond Helen een hele lieve zorgzame vrouw die echt alles voor haar kinderen overhad. Haar warmte en hartelijke persoonlijkheid. Haar liefdevolle stralende ogen. Haar Bourgondische levenslustige instelling. Een intens goed mens. Een vrouw zoals je er maar weinig ziet en waarvan je er nooit genoeg kan hebben in je omgeving. Iedere keer als we weer eens afspraken na deze vakantie, was het even gezellig en warm vertoeven met elkaar.

Een paar dagen voordat Helen overleed, was ik in de sauna. Ik dacht aan haar (zoals ik overigens wel vaker aan haar dacht – ook al zagen we elkaar niet zo vaak. De frequentie was niet zo belangrijk, als het goed zit tussen mensen, maakt dat niks uit) en kreeg voor het eerst een heel rustig en vredig voorgevoel. Toen ik thuis kwam zei ik tegen Corné: dit kan maar twee dingen betekenen: of ze wordt beter of ze is stervende. Ik hoopte nog steeds op een wonder, maar het laatste is gebeurd.

Op haar rouwkaartje stond dat ze niet wilde dat mensen op sombere wijze gekleed zouden komen naar haar begrafenis. Ik had het gevoel dat ik mijn nieuwe rode broek aan moest trekken met een blauwe trui. Iets wat ik normaal nooit zou doen op een begrafenis. Toen Corné en ik in het Koetshuis kwamen, zag ik dat ze zelf een knalrode kist had uitgekozen. Dat vond ik wel heel bijzonder.

De dagen voor en vlak na de begrafenis was ik ontzettend emotioneel. Ik was intens verdrietig. Verdrietig om het verlies van zo’n dierbare vriendin, verdrietig voor haar kinderen en haar man, die haar veel te jong moesten verliezen. Maar ook nog eens verdrietig om een andere reden. Namelijk vanwege mijn eigen rouwproces. In Helen zag ik alles wat ik gemist had bij mijn eigen ouders tijdens mijn jeugd. Helen had in alle liefde en zorgzaamheid haar kinderen grootgebracht. Ze was trots op haar kinderen en liet haar gevoelens ook altijd aan haar kinderen en hun omgeving merken. Ze beschermde haar kinderen. Hierdoor bood ze haar kinderen een situatie waarin zij geestelijk volwassen, sterk en evenwichtig groot konden worden. Dit was duidelijk voor iedereen te zien tijdens haar begrafenis. Haar kinderen zeiden alle drie dat ze de liefste moeder ter wereld hadden gehad. Helen was een bijzonder mens met een hoge sociale intelligentie.

De dag na de begrafenis van Helen voelde ik de behoefte om haar man een mailtje te sturen, omdat ik begreep hoe moeilijk het nu voor hem moest zijn. Ik schreef hem onder meer:

’Ik begrijp hoe groot dit verlies voor jullie is. Nu dat jullie alles zo goed geregeld hebben, zal nu de stilte vallen. En dat is erg moeilijk. Gelukkig zijn jullie met zijn vieren en kunnen jullie steun vinden bij elkaar. En uiteraard bij de vele lieve vrienden die jullie hebben. Ze zeggen altijd wie goed doet – die goed ontmoet, en daar zijn jullie een voorbeeld van. Ik heb Marije gisteren een sms’je gestuurd dat ze mag bellen wanneer ze wil en dat ik het altijd leuk vind om iets af te spreken met haar. Uiteraard geldt dit ook van jou. Als we bijvoorbeeld weer eens een keertje een high tea gaan doen, ben je van harte welkom om mee te komen, dat zou ik erg leuk vinden. Uiteraard geldt dit ook voor je andere kinderen. Ik ben dankbaar dat ik Helen heb mogen kennen. Zij zal in gedachten altijd bij me blijven’.

Nog altijd als ik aan haar denk en de plek waar ze begraven ligt, word ik diep in mijn hart warm en blij en denk ik aan een lief intens goed mens dat begraven ligt op een bijzondere mooie plek bij het bos.

’De mooiste bloemen worden meestal als eerste geplukt’.

Jozua